De afbraak van de democratie wordt niet meer betoogd in naam van de grote ideologieën, maar in naam van de identiteit en de efficiëntie.

Protest middenveld, VRT en kunstenveld voor het Vlaams Parlement
Natie en efficiëntie lijken de goden van ons tijdperk. Politici prijzen hun project, hun realisaties en toekomstige werven aan in naam van de natie en/of in naam van de efficiëntie. Op het eerste gezicht hebben beide weinig met elkaar te maken. Velen zullen zelfs betogen dat ze elkaars tegenpolen zijn. Dit conceptenkoppel staat synoniem voor twee grote ideologieën die sinds enkele decennia het weer maken: neoliberalisme en nationalisme. En hoewel beide lang gezien werden als elkaars tegengestelde, zijn ze in de praktijk gesynchroniseerd – in eigen land en internationaal.
Het is in die interactie tussen beide, dat we de huidige hertekening van de democratie, en het middenveld in het bijzonder moeten begrijpen. Zowel het nationalisme dat streeft naar culturele homogeniteit als de neoliberale hunker naar efficiëntie convergeren in de notie van ‘het primaat van de politiek’. En het is die notie van het primaat van de politiek die de uitholling van het (gesubsidieerde) middenveld voorziet van ideologische fundamenten.
NATIE
Ik start met hoe het nationalisme ‘het primaat van de politiek’ vormgeeft en hoe dit het middenveld onder druk zet. De natie wordt door allerhande politici, zeker ter rechterzijde, maar al te graag verbeeld als de beschermmuur tegen de globalisering en het neoliberalisme. De natie wordt dan voorgesteld als een inherent sociaal gegeven. Het is in die natie dat een organische solidariteit zou groeien die het neoliberalisme een halt kan toeroepen. Het is via dit discours dat zowel Vlaams Belang als N-VA een sociaal gelaat trachten te vinden voor hun project. Het is ook een discours dat door allerhande prominente intellectuelen – zoals Jonathan Holslag en Mark Elchardus – gepromoot wordt als de weg vooruit, als alternatief voor de neoliberale globalisering.
De natie wordt door politici ter rechterzijde maar al te graag verbeeld als de beschermmuur tegen de globalisering en het neoliberalisme.
Die krachtdadige politiek is echter maar mogelijk, zo wordt er dan meteen bij verteld, als ze gestoeld is op een ‘homogeen gemaakt volk’ met een krachtige identiteit. Onze nationale identiteit moet daarom, volgens bovenstaande heren en partijen, versterkt – lees: gehomogeniseerd - worden. Die nationale identiteit is geen neutraal gegeven – het is niet louter een zaak van zichzelf als Vlaming te identificeren. De Vlaamse identiteit wordt immers niet verbeeld als een Jakobijnse nationale identiteit in die discoursen; ze wordt politiek-ideologisch gedefinieerd. Immers, de postmodernisten, de linkse kosmopolieten, maar ook de feministen, woke activisten en uiteraard (de kinderen van) migranten worden gedefinieerd als bedreigingen voor die cultureel homogene identiteit. En net omdat zoveel belang gehecht wordt aan die homogeniteit wordt elk initiatief dat indruist tegen die conservatief gedefinieerde Vlaamse identiteit meteen ook gezien als een politiek probleem.
Het is die politiek-ideologische invulling van de nationale identiteit die centraal staat in het ‘wetenschappelijk’ nationalisme van N-VA. Met ‘wetenschappelijk’ verwijs ik hier naar het N-VA-project dat wetenschappelijke inzichten uit de studie van nationalisme gebruikt om die nationale identiteit vorm te geven en te homogeniseren. Dat vertaalt zich steeds meer in een krachtdadig ingrijpen in de civiele maatschappij vanuit de staat. De eerste stappen werden hier duidelijk gezet in de integratiesector. Waar die sector van onderuit was gegroeid, zien we dat die onder ministers van verschillende kleuren in de laatste decennia volledig is ingepast in de staat en steeds meer een beleidsuitvoerende taak heeft gekregen. En de argumentatie om dit te doen, gebeurde steeds in termen van ‘nieuw beleid’ en de noodzaak om ‘gedeelde normen en waarden’, een gedeelde identiteit te hebben. Dat integratiediscours is hegemonisch in Vlaanderen, en dus lagen er ook weinigen wakker van het feit dat dat middenveld opgeslokt werd door de staat.
Die houding ten aanzien van het middenveld is echter al lang niet meer beperkt tot de integratiesector. We zien, zeker bij N-VA en Vlaams Belang, een instrumentele beleidsblik op het middenveld. En hiermee zien we dat die specifieke blik op het middenveld als een ‘beleidsuitvoerende actor’ steeds meer een genormaliseerd perspectief wordt. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in de uitspattingen van Ben Weyts, die stelt dat als de onderwijsinspecteur onafhankelijkheid wil hij beter een kapsalon openhoudt. Maar het blijft niet bij cassante uitspraken. Het wordt ook duidelijk in de verkiezingsprogramma’s en de politieke en beleidspraktijken. Volgens N-VA mag het middenveld dat zich bezig houdt met ‘louter opiniëring, activisme of het opzetten van gemeenschappen’ geen subsidies ontvangen. De reden? Het polariseert en ondermijnt zo de homogene cultuur. Het gaat hier over middenveldsactoren als Vrede vzw, Kif Kif en DeWereldMorgen. N-VA-politicus Marius Meremans is hier al vele jaren bezig met een queeste. Het is echter niet te herleiden tot een hobby-project van Meremans. Het is deel van het officiële N-VA-programma. Immers, de middelen moeten vloeien naar een middenveld dat aan natie-opbouw doet, zoals ‘monumentenzorg, harmonieën, dansverenigingen, koren en heemkringen’ (N-VA verkiezingsprogramma 2024). Het middenveld moet mee de leidcultuur vorm geven. Dat geldt zowel voor dat kritisch middenveld, als voor het onderwijs en de openbare omroep. En in al die domeinen, zien we een steeds grotere ideologische inmenging van de politiek.
Het middenveld moet mee de leidcultuur vorm geven. We zien een steeds grotere ideologische inmenging van de politiek.
Dat Vlaams Belang hier nog een stapje verder wil gaan, hoeft niet te verbazen. Zo wil de partij Antifa, Black Lives Matter en Extinction Rebellion zelfs op de lijst van terreurgroepen plaatsen. Ook de academische vrijheid moet op de schop voor die partij. Vlaams Belang wil er woke meldpunten installeren en een verbod op het doceren van Critical Race Theory. De zelfverklaarde strijders voor de vrije meningsuiting vinden censuur in academia gerechtvaardigd, en ook daar gaat het om ‘onze identiteit’ vrijwaren.
EFFICIËNTIE
Laat we nu even focussen op efficiëntie. Efficiëntie is één van de kernconcepten die de neoliberale ordening mee onderstutten. De notie is het fundament van de zo bejubelde concurrentiekracht en dus van de winstgevendheid. Meer nog, efficiëntie staat hoe langer hoe meer ook synoniem voor kwaliteit en aanzien. Elke partij lijkt vandaag wel te streven naar een efficiënte overheid. Een overheid geboetseerd naar het voorbeeld van ‘de firma’. De politiek – zo wordt ons steeds opnieuw verteld – moet vandaag snel kunnen beslissen. Snel inhaken op de problemen, en efficiënt – lees: goedkoop – beleid kunnen voeren. Politici dromen ook luidop over de nood aan een efficiënte justitie, een efficiënte senaat, een efficiënte democratie en een efficiënt beleid in het algemeen. Het politiek discours bulkt van termen als optimaliseren, stroomlijnen en efficiëntiewinsten boeken. De hertekening van het gelijke kansenveld, onder toenmalig minister Bart Somers, werd ook beargumenteerd in termen van optimalisatie en efficiëntie, en uiteraard werd die ook mee uitgedacht door een extern consultancybureau.
Het politiek discours bulkt van termen als optimaliseren, stroomlijnen en efficiëntiewinsten boeken.
Die droom van een performante en efficiënte overheid is niet nieuw, ze werd al bejubeld in Verhofstadts Burgermanifesten. Noteer terzijde dat vandaag ook de nationalistische partijen dromen van efficiëntie. Ook zij onderschrijven die nood aan performantie van de staat. Immers de efficiënte natie moet een ‘krachtdadige politiek’ hebben die een ‘vertrouwenwekkend investeringsklimaat’ aanbiedt. Ook N-VA klaagt in die context over de grote macht van allerhande belangengroepen die ervoor zorgen dat de ‘democratie’ niet efficiënt kan werken. N-VA heeft het dan gemunt op protestgroepen als Ademloos, maar ook op de vakbonden. Vandaag is die idee van ‘efficiëntie’ hegemonisch. Meer nog, efficiëntie wordt gezien als noodzakelijk om het geloof in de democratie te redden. Volgens Vooruit kunnen we maar het geloof in de democratie herstellen als we een ‘efficiënte en effectieve welvaartsstaat’ optuigen. De efficiënte staat moet ‘zo groot of klein zijn als nodig is om haar taken te kunnen vervullen’. Democratie is dan niet meer dan een zaak van goed bestuur. En goede politiek is ‘een verhaal van échte oplossingen voor concrete problemen en nadien realisaties voorleggen.’
Dat efficiënt beleid staat niet toevallig vaak ten dienste staat van ‘de economie’. En die focus op ‘zuurstof geven’ aan de ‘economie’, zo leren we, is goed voor de natie. Die nadruk op efficiëntie brengt niet alleen een neoliberale logica binnen in ons begrip van politiek en democratie, ze herschept mee onze democratie. Immers, vanuit die efficiëntielogica is het hebben van tegenmachten geen democratische deugd meer, maar een probleem. Tegenmachten verminderen immers de efficiëntie van het beleid. Een sterk middenveld wordt zo opeens geen fundament van de democratie, maar een democratisch probleem. En ook hier zien we hoe het middenveld een sta-in-de-weg wordt. Het middenveld moet dus ook in naam van de efficiëntie worden hertekend.
PRIMAAT VAN DE POLITIEK
In de interactie tussen identiteit en efficiëntie groeit een steeds luidere roep naar ‘het primaat van de politiek’. Hoe die interactie werkt, zagen we ook bij de VRT. Enerzijds wordt er bij de openbare omroep steeds meer bespaard vanuit een ‘efficiëntie-logica’, anderzijds wordt die omroep zo gewillig gemaakt om tegen betaling programma’s in opdracht van de politiek te maken. En laat net die programma’s vaak ten dienste staan van de ondersteuning en promotie van de Vlaamse identiteit. Het primaat van de politiek komt dus met een logica dat de politiek zich de macht toe-eigent om het discours van het middenveld in vergaande mate te gaan sturen en disciplineren. Soms gebeurt dat via een subtiel financieel spel, maar steeds meer wordt brute macht ingezet.
Het middenveld mag werken aan een antiradicaliseringsbeleid, maar enkel als het past binnen de lijnen die het beleid aanvaardbaar acht.
De screeningen van het middenveld op hun discours over de Israëlische moordpolitiek in Gaza is hier misschien het meest flagrante voorbeeld van. Ze tonen ook dat achter de noties van identiteit en efficiëntie een ideologische strijd schuilt. Israël gelijkstellen met het licht is vanuit dit perspectief ‘normaal’, maar kritisch zijn over de apartheidspolitiek van dat land is dat niet. Het middenveld mag werken aan een antiradicaliseringsbeleid, maar enkel als het past binnen de lijnen die het beleid aanvaardbaar acht. Het middenveld wordt geacht zich te conformeren en geen tegengas meer te geven. Enkel dan wordt het erkend als democratische actor. Doen ze dat niet, zoals de vakbonden die beslissen te staken, dan worden zij stante pede neergezet als antidemocratisch.
Combineer dit geloof in het primaat van de politiek met de digitale cultuur en je krijgt een intimidatiepolitiek waar politici het geoorloofd achten posts en zelfs mails de wereld in te sturen met intimidatie en bedreigingen, publieke middenveldorganisaties de mantel uit te vegen en zo hun volgers aan te zetten hetzelfde te doen. Er is online een hele cultuur gegroeid waarbij het middenveld niet alleen wordt neergezet als subsidieslurpers, maar steeds meer geframed wordt als bedreiging van het volk. Er ontstaat zo een antidemocratische cultuur die het primaat van de politiek van legitimiteit voorziet.
Noteer hier ook hoe functioneel de notie van ‘polarisatie’ is. Polarisatie is elke tegenmacht die ofwel de identiteit van de natie bevraagd, of het primaat van de politiek in vraag stelt. De noemer van polarisatie wordt zo een discursief wapen om het middenveld het zwijgen op te leggen en het primaat van de politiek te betonneren.
GEÏNTEGREERDE STAAT
Het hoeft weinig betoog dat met die nadruk op het primaat van de politiek, de democratie zelf wordt herschapen. Er wordt een nieuw samenlevingsmodel ingevoerd. Meer specifiek, zien we dat we evolueren richting wat we een geïntegreerde staat zouden kunnen noemen, een staat die het middenveld opslorpt en integreert in de staat. Deze geïntegreerde staat lijkt heel sterk op de dynamiek die we in ‘illiberale democratieën’ zien. Ook daar wordt het middenveld niet afgeschaft, maar ingeschakeld ten dienste van het beleid. Het is pas als we voorbij de oppervlakte kijken, dat we zien dat dat middenveld eigenlijk deel is van de staat. Het middenveld houdt zo de facto op te bestaan en wordt een louter uitvoerend beleidsorgaan.
Het middenveld wordt niet afgeschaft, maar ingeschakeld ten dienste van het beleid.
Er is dan niet alleen geen vrije ruimte meer, maar ook geen potentiële politieke tegenmacht meer mogelijk. Dat dit een aanval op de democratie is, zou evident moeten zijn. Een gezonde democratie steunt op tegenmachten. Denk aan de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht en de vierde macht – de media – maar ook aan de relatie tussen staat, economie en civiele maatschappij. Een democratie kan en mag niet worden herleid tot de almacht van de politiek. Integendeel: een gezonde democratie heeft democratische burgers nodig die actief zijn in de civiele maatschappij. Politiek – zo gaat immers de volkswijsheid – is te belangrijk om aan politici over te laten. Als we aan een gezonde democratie denken, dan denken we aan een samenleving waarin organisaties – zoals media, maar ook ngo’s, activisten en intellectuelen - in die civiele maatschappij autonoom zijn van de staat en van de economie. Die autonomie is een voorwaarde om van een echte tegenmacht te kunnen spreken. Dat middenveld verdwijnt als het overgelaten wordt aan de markt of liefdadigheid, of volledig wordt gecontroleerd door de staat.
Hoe zwakker die civiele maatschappij, of hoe minder autonoom die burgers, hoe meer (al)macht politici verwerven en hoe minder democratisch die samenleving wordt. Die hunker naar meer politieke macht toont zich bovendien ook in hoe er vandaag vanuit de politiek gekeken wordt naar de rechterlijke macht. Die almacht van de politiek ten dienste van de economie lijkt vandaag het doel te zijn. Die vervelende burgers, met hun petities, stakingen en betogingen staan ‘goed beleid’ in de weg. De tegenmacht wordt steeds meer gezien als een democratisch probleem, terwijl het net de essentie van democratie is. Het sterke middenveld draagt bij tot het verdelen van de macht, maar ook het vrijwaren van inbreuken in mensenrechten. We komen steeds meer terecht in een samenleving waar de macht wordt uitgeoefend door de politiek en de economie, en waar de gewone burger zich machteloos voelt.
Het primaat van de politiek verhult dat het in essentie ‘de economie’ is die de lakens uitdeelt.
Paradoxaal genoeg, zien we dus dat in het samenspel tussen efficiëntie en natie, de staat steeds meer van die civiele samenleving integreert ten voordele van het primaat van de politiek. Echter, dat primaat van de politiek verhult dat het in essentie ‘de economie’ is die de lakens uitdeelt. Het is immers ten dienste van de economie dat de politiek meer macht en vooral minder tegenmacht claimt. We zijn dan enkel nog in naam democratisch. In de praktijk worden tegenmachten geïntimideerd, financieel op droog zaad gezet of volledig geïntegreerd in de staat. Dit is hoe de afbraak van de democratie eruit ziet. Die afbraak wordt niet meer betoogd in naam van de grote ideologieën, maar in naam van de identiteit en de efficiëntie.
Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 4 (april), pagina 15 tot 19
Abonneer je op Samenleving & Politiek

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.