Vredesduiven en NAVO-bazen. De Belgische socialisten hebben het allemaal wel gehad. Dit is het verhaal van de moeizame verhouding tussen pacifisme en socialisme, met de blik op de Eerste Wereldoorlog.

Betoging door de Internationale Socialistische anti-oorlogsliga (ISAOL) op 1 mei 1933. © Amsab-ISG
Parijs, 31 juli 1914. Twee schoten maken een eind aan het leven van Jean Jaurès. En daarmee ook aan de illusie dat socialisme en pacifisme onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Tot de moord op Jaurès in 1914 leek de Tweede Internationale, het wereldverbond van socialistische partijen, verknocht aan de pacifistische zaak. Het stichtingscongres van de Internationale van 1889 in Parijs stemde bijvoorbeeld de afschaffing van de ‘staande legers’ en het Londens congres van 1896 opende met een ‘monstermanifestatie’ tegen de oorlog.
Maar op het congres van Stuttgart van 1907 ontstaan de eerste barsten. Een meerderheid van de Fransen wil dat de arbeidersklasse ‘de nationale soevereiniteit’ moet kunnen verdedigen ‘in het geval van een invasie’. Een Franse minderheid onder Jaurès wil dan weer dat de arbeidersklasse de oorlog zou bevechten ‘met alle beschikbare middelen, gaande van parlementaire tussenkomsten en publieke agitatie tot algemene staking en gewapende opstand’.
Voor de Duitsers is dat een brug te ver. De Duitse socialistische partij is nog maar net gelegaliseerd en intussen uitgegroeid tot de grootste partij in de Reichstag. Maar het Duitse pad naar de democratie ligt nog altijd bezaaid met keizerlijke wolfijzers. De Duitsers borduren daarom voort op eerder gestemde resoluties: de arbeidersklasse is de natuurlijke tegenstander van de oorlog die tegen de eigen belangen ingaat. De arbeiders en hun verkozenen moeten de bewapening bestrijden, en nationale milities moeten de staande legers vervangen. Socialisten moeten er alles aan doen om de oorlog te vermijden en, als de oorlog uitbreekt, ervoor zorgen dat die meteen stopt. Maar de benoeming van extralegale middelen om dat doel te bereiken, wordt angstvallig vermeden om de keizerlijke toorn niet uit te lokken. Deze resolutie haalt het toch na de toevoeging van een aantal amendementen, onder andere van Rosa Luxemburg.
Hoewel het buitengewoon congres van de Internationale van Bazel deze lijn in 1912 bevestigt, zorgen bestuursopportuniteiten en/of discussies daarover ervoor dat de socialisten zich na 1907 in verschillende landen steeds meer aan de zijde van hun respectievelijke regeringen scharen op het onheilspad dat onvermijdelijk naar de oorlog leidt.
TIJDVAK VAN DE PACIFISTEN
Ook de Belgische socialisten zijn aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog verdeeld over hun houding als een oorlog zou uitbreken.
Nochtans is het uitgangspunt ook hier uitgesproken pacifistisch. Bij de oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) in 1885 wil de partij de loting, de plaatsvervanging, de kazernes en de permanente legers afschaffen en het oorlogsbudget terugdringen. Bij ‘loting’ moesten alle jongeren tot een bepaalde leeftijd een nummer trekken. Dat bepaalde wie naar het leger moest, vrijgesteld was of tot de reserve behoorde. De ‘plaatsvervanging’ gaf vermogenden de kans zich vrij te kopen door arme vrijgelote leeftijdsgenoten te betalen om hun plaats in te nemen. Dit systeem, één van de vele uitwassen van de politieke en maatschappelijke ongelijkheid in België, vormde misschien wel de stevigste basis van het socialistische antimilitarisme. Met ideologische en/of internationalistische bevlogenheid had het alvast minder te maken. Anders dan in de Duitse sociaaldemocratie was het marxisme nauwelijks een ideologisch argument voor de BWP. Praktische bezwaren waren dat des te meer.
De bloedige inzet van het leger tijdens de algemene staking in Wallonië van april 1886, versterkt de socialistische antimilitaristische sentimenten alleen maar.
De bloedige inzet van het leger tijdens de algemene staking in Wallonië van april 1886, versterkt de socialistische antimilitaristische sentimenten alleen maar. Maar de BWP formuleert ook alternatieven. Vanaf eind jaren 1880 propageert de partij ‘gewapende natie’ een volksmilitiesysteem naar Zwitsers model met een korte diensttijd, militaire opleidingen op school en schietoefeningen op zondag. Een algemene dienstplicht moet de loting vervangen en soldaten worden niet gekazerneerd, maar lokaal gerekruteerd. De gewapende natie werd wel beschouwd als een stap naar de volledige afschaffing van de (staande) legers.
Dit standpunt verklaart waarom de BWP in 1909 de nieuwe militiewet van de homogeen katholieke regering stemt. Die wet vervangt de loting door een persoonlijke dienstplicht van één soldaat per gezin. Maar de BWP betaalt wel een prijs. De diensttijd zal vijftien maanden bedragen, in plaats van de door de partij verhoopte twaalf maanden. En bovendien worden religieuzen vrijgesteld van legerdienst. In de korte tijdsspanne tot 1914 beperkt de BWP zijn eisen tot de vermindering van de diensttijd, eigenlijk een restfractie van de ‘gewapende natie’ die de BWP sinds eind jaren 1880 vooropstelt en nogmaals verdedigt in een verslag voorgelegd aan het landelijk BWP-congres van 23-25 maart 1913.
Dit congres vindt plaats tegen een dubbele achtergrond. Aan de ene kant moet het parlement stemmen over een nieuwe militiewet (eind maart 1913) die de persoonlijke door een algemene dienstplicht vervangt – om het jaarlijks legercontingent te verhogen in het licht van de toenemende spanningen in Europa. Aan de andere kant organiseert de BWP kort daarop een reeds lang geplande algemene staking om het algemeen enkelvoudig stemrecht af te dwingen (14-24 april 1913), na de teleurstellende parlementsverkiezingen van 1912. Die hadden namelijk niet geleid tot de verhoopt vanl van de absolute katholieke meerderheid (sinds 1884) met zich gebracht. Het verslag toont aan dat de BWP zich verzoende met het begrip ‘vaderland’ (als de politieke en sociale ongelijkheden weggewerkt werden) en als dusdanig bereid was België te verdedigen. De ‘gewapende natie’ bleef ‘overeind’ in de vorm van een verminderde dienstplicht, de gewestelijke rekrutering en een militaire opleiding van de jeugd …
TIJDVAK VAN DE STRIJD
Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog wilden de Belgische socialisten nagenoeg eensgezind de oorlog tot het einde uitvechten. Zij verbreken ook alle relaties met de Duitse socialisten. Na de Duitse inval veroordeelt de socialistische Kamerfractie in zijn geheel de Duitse agressie, stemt ze voor de oorlogskredieten van de regering en juicht ze de benoeming van partijtopman Emile Vandervelde tot socialistisch minister van Staat unaniem toe.
Emile Vandervelde gebruikte zijn voorzitterschap om de Socialistische Internationale achter de zaak van de geallieerden te krijgen.
Maar tijdens de oorlog groeien er meningsverschillen en valt de BWP uiteen in diverse groepen. Het bezettingsregime is daar niet vreemd aan. Oost- en West-Vlaanderen, het zogenaamde Etappengebiet, dicht bij het front, kennen een streng militair bewind. De Gentse socialisten hebben daardoor nauwelijks contact met hun partijgenoten in het Gouvernementsgebiet (Centraal- en Oost-België). Ook hier gelden strenge regels, maar kan de algemene partijraad toch samenkomen. Daarnaast wijken veel socialistische leiders uit naar Frankrijk, Nederland of het Verenigd Koninkrijk. Kwalitatief is dat de belangrijkste groep, met onder meer kersvers minister van Staat en voorzitter van de Socialistische Internationale Emile Vandervelde, en Camille Huysmans, de secretaris van de Internationale, die naar het Nederlandse Den Haag trekt. Vooral de Franstalige socialisten zijn uit op revanche. Vandervelde gebruikt zijn voorzitterschap om de Socialistische Internationale achter de zaak van de geallieerden te krijgen. De meest chauvinistische socialisten eisen zelfs stevige territoriale toegevingen na een Duitse nederlaag en hopen het Rijnland, Luxemburg, een aantal kantons aan de Belgische oostgrens, de Schelde-oevers, Zeeuws-Vlaanderen en Nederlands Limburg als oorlogsbuit in de wacht te slepen ... De partijleiding in eigen land volgt de Franstalige kopstukken in het buitenland. Vreemd is dat niet. De invasie heeft zo’n 25.000 burgerdoden gekost, veelal bij represailles als het Duitse leger op onverwacht verzet stuit.
Tegenover dit revanchisme bestaat, behalve in Gent, aanvankelijk weinig oppositie. Voor de Gentenaars is samenwerking met de bezetter een noodzaak om de eigen organisaties te vrijwaren. Zij zijn dan ook genuanceerder dan de Franstaligen: niet alleen Duitsland, maar ook het kapitalistisch systeem is de oorzaak van de oorlog. In het buitenland is Huysmans één van de weinige Belgische socialisten die zich afzet tegen het nationalisme. Voor de oorlog heeft Jaurès hem bezworen nooit partij te kiezen voor één van de oorlogvoerende naties en de Internationale te handhaven.
In 1917 probeert Camille Huysmans de socialisten van de oorlogvoerende landen rond de tafel te krijgen in Stockholm. Tevergeefs.
In 1917 probeert Huysmans dan ook de socialisten van de oorlogvoerende landen rond de tafel te krijgen in Stockholm. In eigen land krijgt hij daarvoor steun van socialisten, veelal Socialistische Jonge Wachten, die zich in het activisme engageren en van de Antwerpse BWP-federatie. Die is steeds meer ontevreden over de houding van de BWP inzake de vredeskwestie en pleit voor een hervatting van de relaties met de Duitse socialisten, als zij rekenschap geven van hun houding. Samen met Anseele is de federatie voor een Belgische deelname aan de conferentie van Stockholm.
Toch wijst de partij zo’n deelname af. Op het partijbureau van 22 augustus 1917 worden de voorstanders van een Belgische aanwezigheid in Stockholm zelfs met stakingbrekers vergeleken. Ook de Franstalige socialistische leiders in het buitenland, zoals Emile Vandervelde, wijzen de conferentie resoluut af. De Stockholmconferentie gaat finaal niet door. De krijgskansen kantelen in het voordeel van de geallieerden, zodat het Frans en Brits enthousiasme voor de conferentie tempert. Bovendien kiest de minderheid in de Internationale onder impuls van Lenin voor een eigen structuur in plaats van een minderheidspositie in de Internationale. De geallieerde socialistische partijen trekken daarna het initiatief in het internationaal socialisme naar zich toe. Daarbij matigen zij wel hun standpunt tegenover de Duitse geloofsgenoten. Huysmans legt zich hierbij neer, maar blijft op een minderheidsstandpunt staan. De algemene partijraad toont zich echter minder buigzaam: overleg met de Duitse socialisten kan alleen als zij zich uit de Duitse regering terugtrekken. De oorlog kan enkel met een Duitse nederlaag eindigen.
TIJDVAK VAN DE REALISTEN
Na de Eerste Wereldoorlog verdwijnen de meningsverschillen niet zomaar en blijft de meerderheid van de partij, tegen Vandervelde én Huysmans in, nog lang een obstructiepolitiek voeren tegen het herstel van de Internationale – en vooral de heropname van de Duitse socialisten. Het pacifisme is dan al een tijdje een verre echo binnen de BWP (en latere socialistische partijen), al zijn er altijd wel organisaties geweest, zoals de Socialistische Oud-strijdersbond in de jaren 1920 of de Internationale Socialistische Anti-Oorlogsliga in de jaren 1930, die er alles aan doen om die echo luider te laten klinken.
Ook na de Tweede Wereldoorlog is het pacifisme in de socialistische beweging een minderheidsstandpunt.
Ook na de Tweede Wereldoorlog is het pacifisme in de socialistische beweging een minderheidsstandpunt, terwijl de overgrote meerderheid het Atlantisch bondgenootschap steunt. Al is die steun niet altijd absoluut. Zo verzet de Socialistische Gemeenschappelijke Actie zich begin jaren 1950 tegen de verhoging van de legerdienst tot 24 maanden en zien we ook rond 1980 een kentering als de Vlaamse socialisten zich aansluiten bij het verzet tegen het NAVO-dubbelbesluit waardoor een nieuwe generatie Amerikaanse kruisraketten in Europa en wellicht ook in België geïnstalleerd werd. Ook nadien blijven pacifistische oprispingen eerder een zaak van individuele dan van breed gedragen organisatorische initiatieven.
Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 4 (april), pagina 40 tot 43
Abonneer je op Samenleving & Politiek

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.