Abonneer Log in

We hebben waap'nen hen te raken

Het evenwicht tussen pacifisme en anti-fascisme

  • Marc Hooghe - Gewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de KU Leuven

Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 4 (april), pagina 34 tot 39

De afgelopen decennia is de opvatting ontstaan dat socialisme automatisch ook een optie tot pacifisme impliceert. Maar dat standpunt is altijd al veel genuanceerder geweest.

Jean Jaurès tijdens een demonstratie tegen de Franse wet die de duur van de militaire dienst verlengde van twee naar drie jaar ter voorbereiding op een mogelijke oorlog met Duitsland. 25 maart 1913, Pré-Saint-Gervais, Parijs.

Progressieve partijen en bewegingen hebben altijd al een sterke affiniteit gehad met het pacifisme. Maar tegelijk verzetten ze zich ook bijzonder fel tegen elke vorm van tirannie en fascisme. Ook in het werk van Jaurès zien we daardoor een scherp afwijzen van de agressieve oorlog, maar tegelijk ook een heel duidelijke erkenning van het recht om zich desnoods gewapenderhand te verdedigen tegen onderdrukking. Wat betekent dit voor het huidige debat over de herbewapening van Europa?

EENHEID TUSSEN SOCIALISME EN PACIFISME?

Het is nog altijd de grootste betoging die ooit in ons land werd georganiseerd: op 23 oktober 1983 trokken naar schatting 400.000 mensen door de straten van Brussel om te betogen tegen de plaatsing van Amerikaanse kernraketten in West-Europa. Voor velen was het ook de eerste (en misschien zelfs de enige) keer dat ze deelnamen aan een massale betoging. Het gaat dan, met andere woorden, om een socialiserende ervaring. Daarmee bedoelen we dat voor jongeren de allereerste keer dat ze zelf deelnemen aan een politieke manifestatie vaak een blijvende betekenis heeft: hun politieke identiteit blijft voortaan getekend door deze ene gebeurtenis, ook nog vele decennia later. Hoewel we intussen veertig jaar later zijn, blijft het ook nu nog voor veel mensen een vanzelfsprekende koppeling: wie zichzelf links of progressief noemt, is automatisch ook tegen de inzet van wapens.

Het blijft ook nu nog een vanzelfsprekende koppeling: wie zichzelf links of progressief noemt, is automatisch ook tegen de inzet van wapens.

Dat is natuurlijk geen nieuw gegeven: het pacifisme loopt als een rode draad doorheen de geschiedenis van het socialisme, en meer in het algemeen van alle progressieve sociale bewegingen (zie ook het artikel van Luc Peiren in dit nummer). Reeds van bij de aanvang was de analyse dat de arbeidersklasse van alle landen gemeenschappelijke belangen heeft, en dat er dus nooit een reden is om tot een gewapend conflict tussen landen over te gaan. Alleen al omwille van het belang van de arbeidersklasse moeten oorlogen dus voortaan worden vermeden.

Dat betekent echt niet dat het socialisme volledig zou meestappen in een pacifistische logica. Het radicale pacifisme stelt dat het gebruik van geweld altijd dient vermeden te worden, met als gevolg ook een optie voor geweldloos verzet tegen vormen van dictatoriale onderdrukking. Die principiële afwijzing van eender welke vorm van geweld heeft echter nooit de bovenhand gehaald in de geschiedenis van het socialisme. De ironie van de geschiedenis wil dat juist Jean Jaurès (1859-1914) meestal wordt gezien als het symbool van de bijna volmaakte eenheid tussen socialisme en pacifisme. Twee dagen voor zijn dood, op 29 juli 1914, hield hij inderdaad in het Brusselse Volkshuis nog een gloedvol pleidooi, waarbij hij de socialistische arbeidersbeweging in België, Duitsland en Frankrijk opriep er alles aan te doen om de nakende oorlog te voorkomen.

NOOD AAN VERDEDIGING

Maar de visie van Jaurès op oorlog en vrede was eigenlijk veel genuanceerder, en die visie zette hij uitvoerig uiteen in zijn werk over L’armée nouvelle uit 1911. De diagnose klinkt vertrouwd: het leger zoals dat toen bestond, staat ten dienste van de heersende klasse en de legertop probeert zich systematisch te onttrekken aan elke vorm van democratische controle. Men mag daarbij niet vergeten dat het boek werd geschreven kort na de zaak-Dreyfus, waarbij bleek dat ook de hoogste legerofficieren in Frankrijk systematisch bewijsmateriaal hadden vervalst, om zo te proberen het eigen falen te verdonkeremanen. Die felle kritiek op het functioneren van het leger leidt echter niet tot een afwijzen van elke militaire optie. Als oplossing opteert Jaurès niet voor een puur pacifisme, zoals het vaak wordt voorgesteld. Hij gaat er van uit dat de democratische normen en waarden kwetsbaar zijn, en dat er altijd autoritaire regimes op de loer zullen liggen om de potentiële zwakheid van een democratie uit te buiten. Een sterke defensie is volgens hem daarom een onmisbaar element om er voor te zorgen dat een democratie kan overleven.

Als oplossing opteert Jaurès niet voor een puur pacifisme, zoals het vaak wordt voorgesteld.

Het leger moet niet worden afgeschaft, volgens Jaurès, maar wel onder democratische controle geplaatst worden. Hij pleit daarom voor de vorming van een volksleger, waarbij alle “weerbare mannen” (we zijn tenslotte nog in het begin van de 20ste eeuw) ook effectief leren met wapens om te gaan om het vaderland te verdedigen. Het Zwitserse model van een ‘volksleger’, dat vooral een beroep doet op een zeer grote groep reservisten, functioneert daarbij als voorbeeld. Jaurès gaat tamelijk ver in zijn verdediging van deze gewapende inzet, en het is volgens hem ook een plicht van iedereen om daaraan deel te nemen. Persoonlijke gewetensbezwaren tegen het gebruik van wapens zijn volgens hem duidelijk een luxe die een democratische samenleving zich eigenlijk niet kan veroorloven. Deelnemen aan de verdediging van het land is zonder meer een uiting van burgerplicht. Die militarisering mag voor hem ook doorgetrokken worden tot in het hoger onderwijs, waar aspirant-officieren zouden worden bijgeschoold. Op die manier kan men er voor zorgen dat er geen aparte klasse van officieren ontstaat, maar dat een brede groep van de bevolking ook kan doorgroeien naar verantwoordelijke functies binnen het leger.

Een sterk en duidelijk zichtbaar volksleger biedt volgens Jaurès het beste middel om de oorlog uiteindelijk te voorkomen: het leger mag namelijk alleen worden ingezet voor de verdediging van het land zelf. Hij maakt hierbij een duidelijk onderscheid tussen de agressieve oorlog (die hij scherp veroordeelt), en de defensieve oorlog die volgens hem gerechtvaardigd is in het kader van een democratische samenleving. Jaurès is dus zeker geen radicale pacifist, en de verdedigingsoorlog is voor hem juist een kerntaak van de overheid: “toute guerre est criminelle si elle n’est pas manifestement défensive”. Op basis van die stellingname kreeg hij trouwens van Rosa Luxemburg het verwijt dat hij te ver meestapt in een militaire logica.

GELOOF IN DE JURIDISCHE WEG

Internationale conflicten zijn volgens Jaurès onvermijdelijk, maar ze moeten via juridische weg worden opgelost. Hij geloofde daarbij heel sterk in de rol van het Permanent Hof van Arbitrage, dat in 1899 in Den Haag was opgericht. De bedoeling daarbij was dat het Hof zou bemiddelen bij alle mogelijke conflicten, om op die manier de oorlog voorgoed uit de geschiedenis te bannen. Ook de Belgische premier, Auguste Beernaert, speelde trouwens een prominente rol bij het totstandkomen van dit internationale Hof. Jaurès ging er van uit dat alle conflicten eerst zouden worden voorgelegd aan het Hof, en enkel en alleen als er geen vreedzame oplossing mogelijk zou zijn, hadden landen het recht om zich ook gewapenderhand te verzetten. De burgers van een democratisch land hebben daarbij zelfs de plicht hun vaderland ook daadwerkelijk te verdedigen.

Het aanvankelijk optimisme bij de start van het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag is intussen al lang verdwenen, en het Hof, en alle internationale instellingen die daarna zijn gekomen, hebben inderdaad de bloedige conflicten van de 20e en 21e eeuw niet kunnen voorkomen.

STERK VERZET TEGEN HET FASCISME

Als we de geschiedenis van de 20e eeuw overlopen, dan zien we echter dat de meeste stromingen binnen het socialisme nooit gekozen hebben voor een radicaal pacifisme, waarbij de oorlog als dusdanig principieel wordt afgewezen. Het socialisme, en zeker het communisme, kenmerken zich immers vooral door een sterk verzet tegen het fascisme, en dat betekent dat het democratisch recht op zelfverdediging telkens opnieuw terugkomt. Als het fascisme radicaal wordt veroordeeld, is het moeilijk om ook tegelijk elke vorm van geweld af te wijzen.

Als het fascisme radicaal wordt veroordeeld, is het moeilijk om ook tegelijk elke vorm van geweld af te wijzen.

Ook in de jaren 1930 zagen we reeds dat de progressieve bewegingen vooral het fascisme wilden stoppen, ook, en vooral als dat enkel nog zou kunnen door militair weerstand te bieden. In mei 1939 was het Marcel Déat die het radicaal-pacifistische standpunt het scherpst verwoordde in zijn illustere pamflet: “Mourir pour Dantzig?” Zijn stelling was duidelijk: waarom zouden wij ons in een gewapend conflict begeven, enkel en alleen omdat nazi-Duitsland Polen bedreigt? Dit was echter duidelijk geen socialistisch standpunt, en de man (die later in de collaboratie zou verzeilen) was zes jaar eerder al uit de partij gezet. Vanaf het begin van de Spaanse Burgeroorlog in 1936 tot het begin van de Tweede Wereldoorlog in september 1939, waren het veelal juist de meest conservatieve groepen die systematisch bleven pleiten voor terughoudendheid tegenover nazi-Duitsland, door het aannemen van een pacifistische of neutrale houding.

TEGEN DE AGRESSIEOORLOG

Jaurès heeft zich dus nooit principieel verzet tegen elke vorm van geweld. Hij wijst de onrechtvaardige oorlog, of de agressieve inval, af en zijn stelling is juist dat een democratisch land zich daartegen moet verdedigen. Hij verwacht van de bevolking dan ook een sterke mate van “defensief patriottisme”.

We zijn nu meer dan honderd jaar later, en we zien dat de visie van Jaurès grotendeels de internationale rechtsorde bepaalt. Ook nu verwachten we dat internationale conflicten eerst via diplomatieke en juridische middelen worden behandeld. Als dat niet lukt heeft een land uiteraard het recht om zichzelf te verdedigen. Ook in het Handvest van de Verenigde Naties (1945) is het duidelijk dat de agressieoorlog één van de meest verwerpelijke misdaden vormt. De agressieoorlog is het schenden van de territoriale integriteit van een ander onafhankelijk land, zonder enige geldige reden of aanleiding. Ook het Internationaal Strafhof is bevoegd voor het vervolgen van politieke leiders die verantwoordelijk zijn voor het ontketenen van een agressieoorlog.

De Russische invasie van Oekraïne op 24 februari 2022 vormt één van de meest grootschalige schendingen van deze bepaling gedurende de afgelopen decennia. Er zijn uiteraard ook diverse andere internationale conflicten geweest, en die zijn er helaas nog altijd, maar vaak hebben die een eerder complexe historische achtergrond, zodat ze niet volledig aan de definitie van een agressieoorlog beantwoorden. De vraag is dan ook hoe een democratische samenleving moet reageren op een dergelijke agressieoorlog.

HET VERJAGEN VAN DE TIRAN

Een grootschalige agressieoorlog, en dan nog op Europees grondgebied, vormt zonder meer een nieuwe uitdaging voor progressieve bewegingen. Af en toe wordt nu een vergelijking gemaakt met de vredesbeweging van bijna een halve eeuw geleden, maar toen was er helemaal geen sprake van een agressieoorlog. De verdere opbouw van het nucleair arsenaal in Europa vormde toen juist een bedreiging van het evenwicht tussen de grootmachten. Wordt het huidige conflict een defensieve oorlog door deze eenzijdige en illegale militaire invasie door Rusland? Dat is zeker het geval voor Oekraïne, dat uiteraard het recht heeft het eigen grondgebied te verdedigen. Doordat Oekraïne geen lid is van de NAVO, is er voor de overige Europese landen geen verdragrechterlijke verplichting om het land bij te staan. Maar als ze toch besluiten Oekraïne bij te staan, vooral vanuit de angst dat er nog agressieoorlogen kunnen volgen, dan blijft het natuurlijk wel een defensieve oorlog.

Het gebruik van geweld als zelfverdediging tegen een agressieve tiran is altijd al een kernwaarde geweest binnen het socialisme.

De afgelopen decennia is de opvatting ontstaan dat socialisme automatisch ook een optie tot pacifisme impliceert. Traditioneel geven linkse politieke partijen er ook de voorkeur aan schaarse overheidsmiddelen eerder aan te wenden voor een sociaal beleid, dan voor het investeren in defensie. Maar ook historisch gezien is het standpunt altijd al veel genuanceerder geweest, en de strijd tegen onderdrukking en tegen het fascisme werd een ten minste even belangrijke overweging. Het gebruik van geweld als zelfverdediging tegen een agressieve tiran is altijd al een kernwaarde geweest binnen het socialisme. Het was zelfs niet eens Jaurès die daar als eerste op wees. Ook in de eerste tekst van de Internationale van Eugène Pottier uit 1871 luidt het al:

“Paix entre nous, guerre aux Tyrans
(…) Ils sauront bientôt que nos balles
Sont pour nos propres généraux.”

Men kan dit bezwaarlijk een bijzonder vredelievende tekst noemen. We zien hierin duidelijk geen volledige afwijzing van het gebruik van geweld. Het standpunt lijkt eerder te zijn dat het gebruik van geweld moet worden vermeden door het streven naar een meer rechtvaardige samenleving, waardoor er automatisch minder militaire conflicten zullen plaats vinden. Door een meer rechtvaardige internationale orde zal er eindelijk vrede heersen onder de leden van de arbeidersklasse in diverse landen. Maar het gebruik van geweld is niet alleen geoorloofd, maar zelfs aangewezen als het gaat om het verjagen van de tiran. Wanneer je terugkijkt naar de hele traditie van het progressief denken, is het duidelijk dat de afkeer van tirannie, onderdrukking en fascisme enkel in de praktijk kan worden gebracht door een sterk en democratisch georganiseerd verzet.

Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 4 (april), pagina 34 tot 39

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.