Twee jaar na het sluiten van de EU-Tunesiëdeal is de balans onmiskenbaar negatief. Een fundamentele koerswijziging is noodzakelijk.
Het vluchtelingenkamp van Choucha in het zuiden van Tunesië, © Creative Commons
Twee jaar na de ondertekening van de EU-Tunesiëdeal in juli 2023 rijst de vraag wat deze overeenkomst daadwerkelijk heeft opgeleverd – en tegen welke prijs. De deal werd gepresenteerd als een belangrijke stap in de strijd tegen irreguliere migratie, maar staat vandaag vooral symbool voor een migratiebeleid dat “veiligheid” boven rechten stelt, en politieke controle boven duurzame oplossingen.
EU-TUNESIËDEAL
Tunesië fungeert al jaren als transitland voor migranten uit Sub-Sahara Afrika die Europa proberen te bereiken. In de eerste helft van 2023 piekte het aantal migranten dat via Tunesië Italië bereikte – een toename die deels toegeschreven kon worden aan instabiliteit in de Sahel en Oost-Afrika, met name in Soedan.
Die piek zette de Europese Unie onder politieke druk om snel en zichtbaar op te treden, en een “deal” te sluiten. De deal paste binnen een bredere beleidslijn waarbij de EU migratie steeds meer externaliseert: het uitbesteden van grensbeheer en terugkeerbeleid aan derde landen. In de praktijk betekent dit dat partnerlanden, zoals Tunesië, geld en logistieke steun ontvangen in ruil voor harde maatregelen tegen migratie. Veel van deze acties worden uitgevoerd door veiligheidsdiensten die financiële of materiële steun ontvangen vanuit de EU.
De EU-Tunesiëdeal, die tot stand kwam onder druk van onder meer Nederland (Rutte) en Italië (Meloni), omvatte een pakket van meer dan 1 miljard euro, waarvan naar schatting tussen de 105 en 127 miljoen euro specifiek bestemd voor “migratiebeheer”. Opvallend is de scheve (maar veelzeggende) verdeling van de migratiegelden: ongeveer 62% gaat naar grensbewaking, politie en kustwacht; slechts 5% is gereserveerd voor opvang of bescherming van migranten.
Dit onevenwicht weerspiegelt de dominante veiligheidslogica binnen het EU-migratiebeleid. Terwijl Tunesië kampt met een diepe economische crisis en interne instabiliteit, wordt het land via EU-beleid steeds nadrukkelijker ingezet als externe grenswacht. Daarbij ligt de nadruk niet op structurele ondersteuning, democratisering of armoedebestrijding, maar op “migratiebeheer” en afschrikking.
Duizenden migranten zitten vandaag vast in Tunesië, overgelaten aan hun lot.
Heeft de deal gewerkt? Als men het succes ervan afmeet aan het verhinderen van migranten om vanuit Tunesië Europa te bereiken – en dus aan het verlagen van het aantal aankomsten – dan lijkt de deal op korte termijn enig effect te hebben gehad. De migratiecijfers zijn gedaald. Maar het causale verband met de deal is niet sluitend vast te stellen. Bovendien komt dit resultaat met een hoge prijs: duizenden migranten zitten vandaag vast in Tunesië, overgelaten aan hun lot.
DEMOCRATISCHE OMZEILING
Eén van de meest omstreden aspecten van de EU-Tunesiëdeal is de manier waarop deze tot stand is gekomen. In plaats van een bindend verdrag koos de Europese Commissie voor een Memorandum of Understanding – een politiek instrument zonder juridische afdwingbaarheid. Door deze keuze werden het Europees Parlement én het Hof van Justitie van de EU buitenspel gezet. Er was geen parlementaire instemming, geen rechterlijke toetsing, geen publieke transparantie.
Deze constructie maakte het mogelijk om politieke tegenkanting te ontwijken en de deal snel te sluiten. Nationale parlementen noch burgers kregen inzage in de onderhandelingsteksten, en de uiteindelijke tekst – hoewel publiek beschikbaar – bleef vaag en zonder concrete waarborgen. De informele aard van het Memorandum betekende dat er ook geen verplichting was om de mensenrechteneffecten voorafgaand te beoordelen – iets wat onder Europese regelgeving wel vereist is bij internationale samenwerkingen. Toch werd die toetsing genegeerd, ondanks het bekende risico van samenwerking met autoritaire regimes zoals dat van de Tunesische president Kais Saied. Over hem zo meteen meer.
JURIDISCHE ACHTERDEUR
Ook de financiering verliep via een omweg. De deal maakte gebruik van het NDICI–Global Europe instrument, oorspronkelijk bedoeld voor ontwikkelingssamenwerking. Het budget van dat instrument is inmiddels in toenemende mate verschoven naar doeleinden zoals grensbewaking, surveillancetechnologie en deportatiemechanismen – maatregelen die nog weinig met duurzame ontwikkeling te maken hebben. Daarmee wordt ontwikkelingshulp herleid tot een instrument van afschrikking: hulp wordt voorwaardelijk gemaakt aan migratiecontrole, in plaats van armoedebestrijding of capaciteitsversterking.
Deze juridische en financiële werkwijze creëert een gevaarlijk precedent. Maar met navolging: ook in andere samenwerkingen met landen als Libanon, Jordanië, Egypte, Libië en Mauritanië worden vandaag vergelijkbare routes bewandeld: vage politieke overeenkomsten, zonder parlementaire betrokkenheid, zonder juridische garanties, en met minimale transparantie.
Wanneer verdragen opzettelijk buiten de wet- en regelgeving worden gehouden, stelt de Unie haar eigen juridische fundament ter discussie.
Wat hier op het spel staat, is niet alleen de rechtsstatelijkheid binnen de EU zelf, maar ook haar geloofwaardigheid als mondiale speler. Wanneer verdragen opzettelijk buiten de wet- en regelgeving worden gehouden om electorale druk te verlichten of nationale profilering te bedienen, stelt de Unie haar eigen juridische fundament ter discussie.
MENSENRECHTENSCHENDINGEN IN TUNESIË
Sinds de ondertekening van de EU-Tunesiëdeal is de situatie voor migranten in Tunesië dramatisch verslechterd. Wat gepresenteerd werd als een gestructureerde samenwerking op het gebied van migratiebeheer, heeft in de praktijk geleid tot een repressief beleid waarin fundamentele mensenrechten systematisch worden geschonden.
De migranten die vandaag in Tunesië vastzitten, vormen een overwegend jonge, diverse en vaak hoogopgeleide groep. Velen zijn hun land ontvlucht vanwege persoonlijke vervolging, conflicten, politieke repressie of economische ineenstorting. Tunesië was zelden de bestemming die ze in gedachten hadden, maar eerder een tussenstop of toevluchtsoord na eerdere uitzetting uit buurlanden. Hun aanwezigheid in Tunesië is dus meestal geen bewuste keuze, maar het gevolg van gedwongen verplaatsing en gesloten alternatieven.
President Saied zag dat in 2023 anders. Volgens hem waren migranten uit Sub-Sahara Afrika onderdeel van een vermeend “complot” tegen de nationale identiteit van Tunesië, en bestempelde hen ook zo publiekelijk. Hij sprak van “hordes illegale migranten” die, volgens hem, verantwoordelijk zouden zijn voor geweld en criminaliteit.
De gevolgen lieten niet lang op zich wachten: Saieds retoriek opende de deur voor geweld, intimidatie en institutionele uitsluiting. In plaats van bescherming, ervaren migranten in Tunesië sindsdien almaar toenemende vijandigheid – zowel vanwege overheidsinstanties als van delen van de samenleving.
Er zijn talloze getuigenissen van mishandeling door veiligheidstroepen, ook op zee. Daarbij wordt vaak gebruikgemaakt van materieel dat met EU-steun is geleverd. Zonder enig sanctiebeleid. De betrokkenheid van de EU beperkt zich met andere woorden niet tot stilzwijgende tolerantie: via gerichte financiering en logistieke steun maakt de Unie deze praktijken mee mogelijk.
Internationale organisaties, zoals Human Rights Watch en de International Commission of Jurists, rapporteren een consistent patroon van misbruik. Migranten worden willekeurig opgepakt, ongeacht hun verblijfsstatus, en opgesloten in overvolle detentiecentra zonder toegang tot juridische bijstand of toezicht.
Migranten worden willekeurig opgepakt, ongeacht hun verblijfsstatus, en opgesloten in overvolle detentiecentra zonder toegang tot juridische bijstand.
Een onderzoek van The Guardian uit september 2024 bracht huiveringwekkende details aan het licht over detentiecentra in Ben Guerdane in Medenine, waar de Tunesische Nationale Garde – uitgerust met EU-gefinancierde uniformen – systematisch vrouwen mishandelde en verkrachtte. De jongste slachtoffers waren amper tien jaar oud. Detentiecentrum El-Ouardia in Tunis, officieel een “opvangfaciliteit”, herbergt ruim 600 mensen op een capaciteit van 200. Kinderen vanaf acht jaar zitten er soms tot achttien maanden vast, zonder juridische bijstand of toegang tot medische zorg.
De Tunesische autoriteiten voeren massale deportaties uit naar de grenzen met Algerije en Libië. Migranten worden daarbij vaak gedumpt in afgelegen en onherbergzame woestijngebieden – ook hier, opnieuw: zonder water, voedsel of medische zorg. Deze praktijken schenden het internationaal recht. Ze zijn in strijd met het verbod op collectieve uitzettingen en het principe van non-refoulement, dat landen verbiedt mensen terug te sturen naar plaatsen waar zij gevaar lopen.
Toegang tot internationale bescherming is in Tunesië nagenoeg onbestaand. Het registratiesysteem ligt al geruime tijd stil door toenemende obstructie vanuit de autoriteiten én een groeiend wantrouwen van migranten tegenover internationale organisaties, waardoor de bescherming via de VN-Vluchtelingeorganisatie UNHCR grotendeels is uitgehold. Nieuwe asielaanvragen worden nauwelijks nog in behandeling genomen, wat de beschermingsrol van UNHCR ernstig ondermijnt. De organisatie probeert via onderhandelingen en alternatieve kanalen hulp te blijven bieden, maar het gebrek aan een wettelijk kader en politieke wil maakt de situatie uiterst precair. De Tunesische staat beschouwt zichzelf niet als bestemmingsland en onttrekt zich daarmee aan elke verantwoordelijkheid voor opvang of bescherming van vluchtelingen.
Wat ontbreekt, zijn effectieve controlemechanismen. Er bestaat geen verplichte mensenrechtenmonitoring, geen onafhankelijk toezicht op het handelen van de partners, en schendingen blijven zonder gevolgen. Hierdoor blijft de EU geld en legitimiteit leveren aan een beleid dat regelrecht ingaat tegen haar eigen mensenrechtenverplichtingen.
Nadat in juli 2023 foto’s opdoken van een moeder en haar dochter die waren omgekomen in de Tunesische woestijn, klonk ook in België de roep van ngo’s luid om de Europese samenwerking met Tunesië stop te zetten. Maar toenmalig staatssecretaris, Nicole De Moor, temperde die oproep: volgens haar “kon de deal niet zomaar worden opgezegd.” In plaats daarvan riep ze op tot “duidelijke afspraken” en stelde dat “de EU op tafel moet kloppen” om Tunesië “aan zijn mensenrechtenverplichtingen te houden”. Zes maanden later, tijdens haar EU-voorzitterschap in 2024, keurde de regering-De Croo een versnelde uitbetaling van 150 miljoen euro goed (precies toen massagraven werden ontdekt), en prees de deal tijdens een bezoek aan Tunis als “effectief migratiebeheer”.
De inzet op Tunesië als “bufferstaat” heeft geleid tot een verschuiving van repressie buiten het zicht van het Europese publiek.
De inzet op Tunesië als “bufferstaat” heeft de bescherming van migranten niet versterkt, maar eerder geleid tot een verschuiving van repressie buiten het zicht van het Europese publiek. Hoewel de EU migratie wilde “indammen”, blijkt dat de deal migratie nauwelijks heeft afgeremd, maar vooral heeft geleid tot andere en gevaarlijkere routes (vaak met grotere risico’s) en het langdurig vasthouden van migranten in onmenselijke omstandigheden.
VERZWAKKING VAN HET MAATSCHAPPELIJK MIDDENVELD
De gevolgen van de EU-Tunesiëdeal reiken verder dan het lot van migranten alleen. Ook het maatschappelijk middenveld in Tunesië staat onder toenemende druk. Lokale ngo’s, hulpverleners en mensenrechtenorganisaties worden actief belemmerd in hun werk. De repressie van president Saied richt zich niet alleen op politieke tegenstanders, maar ook op organisaties die zich inzetten voor recht, hulpverlening en transparantie.
Sinds de inwerkingtreding van de deal zijn medewerkers van ngo’s vaker doelwit van intimidatie, lastercampagnes en arrestaties. De Tunesische overheid beschuldigt organisaties van financiële misdrijven of buitenlandse beïnvloeding, in een bredere strategie om niet alleen het maatschappelijk middenveld te neutraliseren, maar ook de solidariteit met migranten strafbaar te maken. Daarmee verdwijnt een essentieel tegenwicht tegen staatsmacht.
Symbolisch voor deze verschuiving is de aanwijzing van de Tunesische Rode Halve Maan en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) als exclusieve coördinatoren van noodhulp voor migranten, met name rond de havenstad Sfax. Hoewel deze organisaties officieel belast zijn met de hulpverlening, slagen ze er niet in om basisvoorzieningen te garanderen. Hun optreden wordt bovendien door veel migranten gezien als verlengstuk van Europese afschrikpolitiek, eerder dan als garanten van daadwerkelijke bescherming. Tegelijkertijd heeft de overheid zich steeds verder teruggetrokken, waardoor de weinige resterende ngo’s geen aanspreekpunt meer hebben voor coördinatie of toegang tot hulpverlening. In de praktijk zijn sommige van de door de Rode Halve Maan beheerde centra verworden tot detentieplekken, waar ook leden van de Nationale Garde aanwezig zijn. Dit doet de grens tussen hulpverlening en repressie vervagen.
De verzwakking van het maatschappelijk middenveld gaat bovendien gepaard met de uitholling van de rechterlijke macht. Onder president Saied zijn tientallen rechters ontslagen, terwijl justitie steeds vaker wordt ingezet tegen activisten, journalisten en oppositieleden. Dit ondermijnt niet alleen de rechtsbescherming van migranten, maar ook die van Tunesische burgers. Zonder onafhankelijke rechtspraak rest er geen reëel mechanisme om misstanden aan te kaarten of bescherming af te dwingen.
Toch blijft de EU samenwerken met een regime dat rechtsstaat en burgerlijke vrijheden systematisch ondermijnt. Door financiële steun en diplomatieke legitimatie te blijven verlenen zonder duidelijke voorwaarden, draagt Europa bij aan de versterking van een autoritair systeem.
GEOPOLITIEKE CONTEXT EN AUTORITAIRE TREND
De EU-Tunesiëdeal weerspiegelt een bredere geopolitieke koerswijziging binnen het Europese buitenlandbeleid. Steeds vaker geeft de EU prioriteit aan wat zij verstaat onder ‘stabiliteit’ – namelijk het behouden van politieke orde en het indammen van migratie – ten koste van democratische principes en mensenrechten. Tunesië is daarvan het duidelijkste voorbeeld: een strategische partner louter wegens zijn geografische ligging.
Deze aanpak creëert een gevaarlijke wederzijdse afhankelijkheid. De EU financiert een regime dat fundamentele vrijheden afbouwt, in ruil voor het sluiten van migratieroutes. Tunesië, op zijn beurt, gebruikt migratie als onderhandelingsmiddel: door te dreigen met het ‘openzetten’ van grenzen dwingt het extra steun af. Zo wordt Europa gegijzeld door zijn eigen angst voor migratie, terwijl autoritaire leiders hun greep op de macht versterken.
Wat in Tunesië gebeurt, is een blauwdruk geworden voor Europese samenwerkingen met andere regimes in de regio.
Wat in Tunesië gebeurt, is een blauwdruk geworden voor Europese samenwerkingen met andere regimes in de regio. De boodschap is duidelijk: wie migratie tegenhoudt, krijgt middelen, legitimiteit en politieke ruimte, ongeacht binnenlands beleid. Deze omkering van conditionaliteit – steun zonder hervorming – betekent dat mensenrechten niet langer een leidraad vormen, maar eenvoudigweg worden genegeerd.
De schade reikt verder dan het migratiedossier. De EU verliest moreel gezag, geloofwaardigheid en langetermijninvloed. Terwijl zij zich internationaal profileert als hoeder van rechtsstaat en democratie, toont haar handelen iets anders. Wat resteert is een beleid dat gericht is op kortetermijncontrole, ten koste van rechtsstatelijkheid, mensenrechten én haar eigen positie als internationale normbepaler.
WEG VOORUIT
Twee jaar na het sluiten van de EU-Tunesiëdeal is de balans onmiskenbaar negatief. In plaats van een duurzaam migratiebeleid is een systeem ontstaan dat juridische normen omzeilt, mensenrechten schendt en autoritaire regimes legitimeert. De EU heeft gekozen voor kortetermijnbeheersing in plaats van structurele oplossingen.
Het duurde tot januari 2025 vooraleer de Europese Commissie, onder aanhoudende druk van steeds nieuwe en telkens weer schokkende onthullingen, aankondigde haar financiering aan Tunesië te “herzien”. Al bleek ook dat vooral semantiek. Geen enkele euro werd teruggevorderd, geen monitoring werd hersteld, geen juridische toetsing werd ingesteld. De ngo’s die al in 2023 voor deze misbruiken waarschuwden, kregen postuum gelijk. Maar – alsnog – zonder gevolg.
De juridische en humanitaire tekortkomingen van de deal zijn niet incidenteel, maar symptomatisch voor een bredere koers. Cruciale beslissingen over internationale samenwerking worden genomen via informele paden zoals Memoranda of Understanding, die parlementaire controle en rechterlijke toetsing ontwijken. Financiering verloopt via (drastisch krimpende) ontwikkelingsbudgetten die steeds vaker worden ingezet voor grensbewaking in plaats van armoedebestrijding. En impactanalyses op het gebied van mensenrechten worden systematisch genegeerd.
FUNDAMENTELE KOERSWIJZIGING NOODZAKELIJK
Allereerst moet de democratische controle worden hersteld: geen internationale migratiedeals zonder parlementaire goedkeuring, juridische toetsing en publieke transparantie. Migratiefondsen moeten traceerbaar zijn, gekoppeld aan duidelijke doelstellingen en onderworpen aan onafhankelijke monitoring.
Daarnaast moet een analyse van de impact op mensenrechten een verplichte voorwaarde worden voor elke externe migratiesamenwerking. Beleidskeuzes die mensen blootstellen aan mishandeling, uitbuiting of deportatie zonder rechtsbescherming zijn niet te verenigen met de rechtsstatelijke beginselen waarop de EU is gebouwd. Samenwerkingen met derde landen mogen alleen plaatsvinden als daar aantoonbare garanties bestaan voor rechtszekerheid en toegang tot internationale bescherming. Tunesië kan onder de huidige omstandigheden niet als “veilig derde land” worden beschouwd. Er is geen betrouwbare asielinfrastructuur, geen onafhankelijke rechtspraak, en geen effectieve bescherming tegen uitzetting of geweld. Elke erkenning van Tunesië als “veilig” is in 2025 juridisch twijfelachtig en moreel onverdedigbaar.
Elke erkenning van Tunesië als “veilig” is in 2025 juridisch twijfelachtig en moreel onverdedigbaar.
Ook financieel moet het beleid kantelen. In plaats van te investeren in bewaking, detentie en afschrikking, moet de nadruk liggen op legale migratieroutes, opvangcapaciteit, en duurzame ontwikkeling in herkomstlanden. Ontwikkelingssamenwerking moet terug naar haar oorspronkelijke doel: het versterken van economische en institutionele weerbaarheid, niet het afkopen van grensbewaking.
Cruciaal hierbij is de rol van het maatschappelijk middenveld. Lokale organisaties, hulpverleners en mensenrechtenverdedigers vervullen een onmisbare functie bij het monitoren van misstanden en het verlenen van bescherming. In plaats van hen te marginaliseren of criminaliseren, moeten zij structureel worden betrokken en ondersteund.
Tot slot vereist een duurzaam migratiebeleid een visie op de oorzaken van gedwongen migratie: gewapende conflicten, economische ongelijkheid, politieke repressie en klimaatverandering. Repressieve deals bieden daarop geen antwoord. Alleen via langetermijninvesteringen in échte stabiliteit – gebaseerd op sociale rechtvaardigheid, economische weerbaarheid en rechtszekerheid – kunnen de drijvende krachten achter gedwongen migratie worden aangepakt.
De EU staat op een kruispunt. Blijft zij vasthouden aan een beleid dat mensenrechten offert voor illusoire controle, of kiest zij voor een koers die recht doet aan haar eigen kernwaarden?
Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 7 (september), pagina 11 tot 17
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.